Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de Watersnoodschade 1953

 

Artikel 45
1
De rechthebbende, die bezwaar heeft tegen een uitspraak, als bedoeld is in artikel 44 van deze wet, kan daartegen in hoger beroep komen bij het Scheidsgerecht, bedoeld in artikel 90 van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden, doch uitsluitend op grond van het feit, dat een bijdrage, in afwijking van de bepalingen van deze wet dan wel van haar uitvoeringsvoorschriften is ontzegd of op een te laag bedrag is vastgesteld.
2
Het beroep wordt ingesteld door het indienen van een beroepschrift bij het secretariaat van het Scheidsgerecht binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak, waartegen het beroep wordt ingesteld. Het beroepschrift moet met redenen zijn omkleed en een duidelijke conclusie bevatten ten aanzien van de door de appellant verlangde grootte van de bijdrage. Tegelijk met het beroepschrift, of in elk geval binnen de beroepstermijn, moeten worden overgelegd vier afschriften daarvan en vijf afschriften van de aangevallen uitspraak, alsmede het bewijs, dat de appellant op de postrekening van 's Rijks schatkist heeft doen overschrijven een recht van een ten honderd van de som, waarmede de bijdrage naar zijn oordeel moet worden verhoogd, dan wel, indien een bijdrage was ontzegd, van de verlangde bijdrage, een en ander met een minimum van f 10; artikel 44, lid 4, laatste zin, is van overeenkomstige toepassing.
3
De secretaris van het Scheidsgerecht bepaalt voor welke kamer en op welke datum de zaak zal dienen.
4
Indien niet binnen de beroepstermijn aan de vereiste formaliteiten is voldaan, het beroepschrift niet of onvoldoende met redenen is omkleed of geen duidelijke conclusie bevat ten aanzien van de door de appellant verlangde grootte van de bijdrage, kan de kamer de appellant in de gelegenheid stellen het verzuim binnen een door haar te bepalen termijn te herstellen; indien de appellant hieraan niet voldoet, alsmede indien het beroepschrift te laat is ingediend, wordt de appellant niet-ontvankelijk verklaard, tenzij de kamer van oordeel is, dat het verzuim de appellant niet kan worden toegerekend.
5
De appellant kan procederen bij gemachtigde; hij kan zich doen bijstaan door een raadsman. Gemachtigden of raadslieden moeten, desgevorderd, hun bevoegdheid aantonen door het overleggen van een schriftelijke volmacht; de kamer kan weigeren een bepaald persoon als gemachtigde of raadsman toe te laten. Het bepaalde in de vorige zin is niet toepasselijk ten aanzien van advocaten en procureurs.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •